Ford keert in 2026 na 22 jaar weer terug op het hoogste niveau als motorpartner van Red Bull Racing. De geschiedenis van de Amerikaanse autofabrikant in de koningsklasse was een groot succes met tien constructeurskampioenschappen en dertien coureurskampioenschappen. In totaal heeft Ford maar liefst 174 Grand Prix-overwinningen behaald. Ford deed in 1967 voor het eerst mee aan de Formule 1 met de inmiddels legendarische DFV-motor.
GPToday.net zet vanwege de terugkeer van Ford in 2026 de opvallendste prestaties en gebeurtenissen van het het automerk in de Formule 1 onder elkaar.
Stewart Grand Prix
Jackie Stewart begon zijn eigen team in 1996 met de steun van Ford. De grootste triomf beleefde de formatie tijdens de krankzinnige Grand Prix van 1999 in de Eifel. Het was de race op de Nurburgring waarbij niemand wilde winnen. In listige en wisselende weersomstandigheden sneuvelde elke keer de koploper van de wedstrijd door een crash of een verkeerd geplande pitstop. Toch kwam er uiteindelijk een winnaar: Johny Herbert in de Steward Ford. Teamgenoot Rubens Barrichello gaf het feest extra cachet door als derde te eindigen.
Jaguar Racing
In 2000 wilde Ford het op eigen kracht doen en kocht de inboedel over van Stewart Grand Prix, die daarna ophield te bestaan. Ford ging verder onder naam Jaguar Racing, een van de dochterondernemingen van het bedrijf. In het prachtige metallic groen wilde Ford de strijd aangaan met Ferrari en McLaren, de benchmark van dat moment. Het project liep niet op rolletjes. Een negende, achtste en drie zevende plaatsen waren ronduit teleurstellend. Twee derde plaatsen was een schrale oogst.
Ford verkocht het team aan Red Bull in 2005 en daarmee verdween Ford voorgoed uit de koningsklasse. Ironisch dat deze twee merken met elkaar gaan samenwerken in 2026.
Wellus nietus
Het team Jordan reed in 2003 met een Ford (Cosworth V10) aangedreven motor. De opvallende gele bolide was een draak van een auto. De EJ13 kwam vaker niet dan wel aan de finish. Toch was er dat jaar een groots onverwachts succes tijdens de verregende Grand Prix van Brazilië.
Nadat de race vroegtijdig werd afgevlagd door heftige crashes van Mark Webber en Fernando Alonso, dacht Jordan en Fisichella dat ze hadden gewonnen, maar het was McLaren-coureur Kimi Raikkonen die werd aangewezen als winnaar. Jordan tekende protest aan tegen de uitslag en werd in het gelijk gesteld. Een week na de Grand Prix werd Fisichella gehuldigd als winnaar en scoorde daarmee de laatste zege van Ford.
Dominantie
Jaguar was geen succes, maar in de jaren '70 en begin '80 was Ford de motorleverancier. In 1972 won Ford zelfs tien van de twaalf wedstrijden. Het was daarmee het dominanste seizoen uit de F1-geschiedenis van de motorbouwer. De top drie in het teamkampioehschap bestonden allemaal uit wagens met Ford-motoren.
Het seizoen 1980 kwam flink in de buurt van het succesjaar 1972. In dat seizoen won een auto met de Amerikaanse motor elf van de veertien keer en de top drie bij de constructeurs, Williams, Ligier en Brabham, gebruikten allemaal een Ford en hielden daarmee Renault en Ferrari ruim achter zich. In de top tien was het ook Ford die de toon aangaf. Acht van de tien teams gebruikten een Amerikaans power unit.
Dat Ford zo dominant was, had ook te maken dat veel teams deze motoren gebruikten of wilden gebruiken. Maar ook aan deze hegemonie kwam een eind. Vanaf 1983 ging het bergafwaarts, mede doordat andere teams met turbomotoren Ford voorbij streefden. In 1986 kwam Ford met een Cosworth Turbo V6, maar door een haastige ontwikkeling werd die krachtbron een farce. De Amerikaanse fabrikant greep terug naar hun oude vertrouwde model, maar dat legde ook niet veel windeieren.
Controverse
Beginjaren '90 klom Ford weer richting de top en won weer races, maar moest in 1992 en 1993 het kampioenschap laten aan Williams-Renault. De Williams van '92 was een hoogstaandje techniek met onder andere de beruchte actieve vering en traction control. Dat gaf veel scheve gezichten, want de rijder leek minder invloed te hebben op het resultaat. Het was ook niet heel gek dat de FIA traction control en actieve vering verbood.
In 1994 kwam Bennetton in opspraak over vermeend vals spel met het verboden launch en traction control in de Ford-motor. Bij het team werd launch control gevonden in de software nadat de FIA na lang aandringen de data van de krachtbron opeiste. Benneton hield eerst de boot af en verwees naar een geheimhoudingsplicht met Ford, maar ging dus uiteindelijk overstag.
Het Italiaanse team ontkende overigens dat deze software werd gebruikt tijdens wedstrijd in San Marino. Bennetton gaf wel toe dat de launch control aan en uit gezet kon worden en dat dit werd gebruikt tijdens enkele tests. Traction control werd nooit gevonden, maar sommige insiders binnen het team beweerden dat het wel aanwezig was.
Michael Schumacher won uiteindelijk het rijderskampioenschap van Damon Hill, die na de dood van Ayrton Senna in Imola, de kopman werd voor Williams en het Duitser tot de laatste race moeilijk maakte. Het teamkampioenschap ging uiteindelijk naar Williams.
Martijn J. Arnoldus
Posts: 496
Aangepast. Las de statistiek verkeerd.